01-10-2024

Voorstel herziening btw-aftrek op vastgoedinvesteringsdiensten vereist aanpassing 

Op 5 september 2024 is een internetconsultatie geopend voor de Eindejaarsregeling 2024. Deze internetconsultatie is inmiddels gesloten. In de voorgestelde Eindejaarsregeling 2024 is onder meer een uitwerking van de herziening op investeringsdiensten aan onroerende zaken opgenomen. Deze maatregel houdt – kort gezegd – in dat de btw-aftrek op diensten aan onroerende zaken met een duurzaam karakter (lees: die een meerjarig nut afwerpen) en een vergoeding van € 30.000 excl. btw vanaf 1 januari 2026 door een ondernemer gedurende vijf jaar wordt gevolgd en, bij een wijziging in het aftrekgerechtigd gebruik, moet worden gecorrigeerd. Hierdoor kunnen met name bij grote panden tal van btw-herzieningstermijnen gaan lopen en moet per dienst bijgehouden worden of het gebruik in een herzieningsjaar aanleiding geeft tot een correctie van de toegepaste btw-aftrek. 

Op grond van de huidige regels is de btw-aftrek van diensten met betrekking tot onroerende zaken definitief in het boekjaar van ingebruikneming. Het uitstellen van het niet-aftrekgerechtigde gebruik van een verbouwde onroerende zaak kan daarom een aanzienlijk btw-voordeel opleveren. Dit doet zich in de praktijk met name voor bij zogenoemde ‘shortstayconstructies’: vastgoed verbouwen, het verbouwde vastgoed in gebruik nemen voor met 9% btw belaste shortstayverhuur en het verbouwde vastgoed na afloop van het boekjaar van ingebruikneming vervolgens duurzaam aanwenden voor btw-vrijgestelde verhuur van woonruimte. De voorgestelde herziening op investeringsdiensten moet hieraan een einde maken. De voorgestelde herziening op investeringsdiensten kan echter ook leiden tot een btw-voordeel. Dit is het geval indien in het boekjaar van ingebruikneming sprake is van gebruik voor btw-vrijgestelde prestaties en in de herzieningsjaren daarna geheel of deels sprake is van aftrekgerechtigd gebruik.   

Herziening voor investeringsdiensten 

Op grond van de Btw-richtlijn mag Nederland de herzieningsregeling toepassen op diensten met vergelijkbare kenmerken als investeringsgoederen. Uit de rechtspraak is af te leiden dat het hierbij gaat (en moet gaan) om diensten die duurzaam worden gebruikt (I) en waarop gewoonlijk wordt afgeschreven (II). In het Belastingplan 2025 heeft de wetgever echter gekozen voor een ruimere definitie van het begrip ‘investeringsdienst’. Volgens de wetgever gaat het om een dienst aan een onroerende zaak die deze meerjarig dient en waarvan de vergoeding ten minste € 30.000 excl. btw bedraagt. Daarmee komt wel het element ‘duurzaam gebruik’ terug, maar niet het element ‘afschrijving’. Het schilderen van een groot monumentaal pand dat € 30.000 excl. btw of meer kost is volgens de voorgestelde definitie dus een investeringsdienst vanwege het ‘meerjarig dienen’. Op grond van het Europese btw-recht is echter geen sprake van een investeringsdienst, omdat op kosten voor herstel en onderhoud gewoonlijk niet wordt afgeschreven.  

Rechtspraak 

De voorgestelde herzieningsregeling voor investeringsdiensten in de Eindejaarsregeling 2024 is gepubliceerd vóór het Drebersarrest van het Hof van Justitie EU. Dit arrest maakt duidelijk dat het niet is toegestaan om voor investeringsdiensten steeds een herzieningstermijn van - kort gezegd - vijf jaar te hanteren. Voor investeringsdiensten met betrekking tot onroerende zaken, zoals verbouwingen, waarvan de economische kenmerken in wezen gelijkwaardig zijn aan de aankoop van een onroerende zaak is de wetgever verplicht om de verlengde herzieningstermijn voor onroerende zaken te hanteren van – kort gezegd – 10 jaar. Op dit punt moet de voorgestelde herzieningsregeling voor investeringsdiensten dan ook worden aangepast. 

Bovendien lijkt in de voorgestelde herzieningsregeling geen rekening te zijn gehouden met de bestaande jurisprudentie van het Hof van Justitie EU en de Hoge Raad op grond waarvan de aanschaf van een verbouwingsdienst of een aanschaf van verschillende goederen en/of diensten kan leiden tot de realisatie van een onroerend investeringsgoed waarvoor de herzieningstermijn van – kort gezegd – 10 jaar geldt. Op grond van de voorgestelde regeling zou in deze situatie (ook?) sprake zijn van een investeringsdienst waarvoor de herzieningstermijn van – kort gezegd – vijf jaar geldt. Een dergelijke samenloop leidt tot rechtsonzekerheid en dient in wetgeving te worden voorkomen. 

Reactie op de internetconsultatie 

BTW-INSTITUUT heeft de hiervoor genoemde punten onder de aandacht gebracht van het Ministerie van Financiën door te reageren op de internetconsultatie. Hierbij is ook aangegeven dat het naar onze mening geen gelukkige keuze is om de definitie van het begrip ‘investeringsdienst’ alvast op te nemen in het Belastingplan 2025, terwijl op Prinsjesdag nog een internetconsultatie liep over de voorgestelde herzieningsregeling voor investeringsdiensten. Wij hopen dat het Ministerie van Financiën nog eens kritisch naar de voorgestelde herzieningsregeling voor investeringsdiensten gaat kijken en deze aanzienlijk beperkt. Dat is naar onze mening mogelijk zonder dat het doel – het bestrijden van de shortstayconstructies – in gevaar komt. Bij dergelijke constructies gaat het in de praktijk doorgaans om verbouwingen waarop gewoonlijk wél wordt afgeschreven en waarvan de kosten vele malen hoger zijn dan het voorgestelde drempelbedrag van € 30.000 excl. btw. Op onnodige extra administratieve lasten zit niemand te wachten. 

Dit artikel delen:

Deze website maakt gebruik van cookies

Deze website gebruikt cookies. Door gebruik te maken van deze website, geef je aan akkoord te zijn met het gebruik van cookies. Lees meer

Sluiten