Het arrest Rompelman uit 1986 draait om de vraag of iemand als ondernemer voor de btw kan worden beschouwd. In deze zaak bezat mevrouw Rompelman een woning die ze verhuurde aan haar zoon en diens vriendin. De Belastingdienst beschouwde haar niet als ondernemer voor de btw omdat ze slechts één pand verhuurde.
Dit arrest stelde belangrijke criteria vast voor het kwalificeren als ondernemer voor de btw, en ook wanneer het ondernemerschap begint. Voordat een ondernemer daadwerkelijk aan de slag gaat met zijn economische activiteit, kunnen voorbereidende handelingen al als ondernemersactiviteiten worden beschouwd. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft bevestigd dat deze voorbereidende handelingen kunnen worden beschouwd als onderdeel van een economische activiteit. In feite geldt bij beginnend btw-ondernemerschap dat de kosten voor de baten uitgaan. Wel is van belang dat je dan goed kan onderbouwen dat de kosten verband houden en noodzakelijk zijn voor de (latere) economische activiteiten en niet bijvoorbeeld uitsluitend voor hobby/privé activiteiten zijn aangeschaft.
Het ondernemerschap begint dus al in de voorbereidende fase, maar wat zijn de criteria voor het btw-ondernemerschap? Ten eerste moet er sprake zijn van een economische activiteit, waarbij goederen of diensten tegen vergoeding worden geleverd. In het geval van Rompelman werd de verhuur van de woning als een economische activiteit beschouwd vanwege het ontvangen huurbedrag.
Ten tweede moet de activiteit duurzaam zijn, wat betekent dat deze niet van incidentele aard mag zijn. In dit geval werd de regelmatige verhuur van de woning gezien als duurzaam.
Ten derde moet er sprake zijn van zelfstandigheid, waarbij de activiteit onafhankelijk wordt uitgeoefend en onder eigen verantwoordelijkheid valt. Aangezien mevrouw Rompelman zelf het pand verhuurde en de voorwaarden bepaalde, voldeed ze aan dit criterium.
Het Hof van Justitie oordeelde uiteindelijk dat mevrouw Rompelman als ondernemer voor de btw kon worden beschouwd, omdat ze voldeed aan de criteria van economische activiteit, duurzaamheid en zelfstandigheid. Dit arrest legde belangrijke richtlijnen vast voor het bepalen van ondernemerschap voor de btw, waarbij niet alleen het aantal verhuurde panden van belang is, maar vooral de aard en duurzaamheid van de activiteit.
Gevolgen voor de praktijk
Dit arrest betekent dat iedereen die economische activiteiten tegen vergoeding gaat verrichten en hiervoor goederen of diensten aanschaft, zich tijdens de voorbereidende fase al dient te laten registreren als btw-ondernemer. Het registreren als btw-ondernemer in de voorbereidingsfase is van belang om de in rekening gebrachte btw tijdig, d.w.z. in het tijdvak waarin de factuur ontvangen wordt, in aftrek te brengen. Dit voorkomt dat de te laat geclaimde aftrek uitsluitend ambtshalve (dus zonder dat er rechtsmiddelen tegen de beslissing openstaan) kan worden verleend.
Gevolgen voor ondernemers die zonnepanelen hebben en zich daarom hebben aangemeld voor de kleine ondernemersregeling (KOR).
Privépersonen die zonnepanelen aanschaften vóór 2023 hebben zich veelal aangemeld als btw-ondernemer, de btw over de zonnepanelen in aftrek gebracht en daarna aangemeld voor de KOR. Deze zonnepaneelhouders zijn daardoor btw-ondernemer (zolang de exploitatie van de zonnepanelen doorgaat), maar hebben enkel btw-vrijgestelde prestaties vanwege de aanmelding voor de KOR.
Wanneer deze personen voornemens zijn een (andere) onderneming te starten lopen zij tegen een probleem aan vanwege deze KOR. Omdat de economische activiteiten vanwege de KOR worden aangemerkt als btw-vrijgestelde omzet, bestaat geen recht op aftrek van btw in deze periode. Een ondernemer in de KOR kan pas uit de KOR en btw in aftrek brengen nadat deze ten minste drie jaren van kracht is geweest of boven de drempel van € 20.000 komt.
Deze website gebruikt cookies. Door gebruik te maken van deze website, geef je aan akkoord te zijn met het gebruik van cookies. Lees meer