Hoge Raad: HOVO-cursussen geen btw-vrijgestelde voordrachten
In Nederland zijn er diverse instellingen die hoger onderwijs voor ouderen (HOVO) aanbieden. Dit betreft cursorisch academisch onderwijs voor mensen van 50 jaar en ouder. Tot 1 september 2016 werd het verzorgen van deze HOVO-cursussen zonder btw aangeboden. De Belastingdienst heeft het landelijke standpunt ingenomen dat instellingen die HOVO-cursussen aanbieden hierover vanaf 1 september 2016 21% btw moeten betalen. Door dit standpunt hebben de instellingen de prijzen voor HOVO-cursussen aanzienlijk moeten verhogen. Drie instellingen hebben dit standpunt van de Belastingdienst bij de rechter bestreden. In twee van die zaken heeft de Hoge Raad inmiddels een beslissing genomen.
In één van die cassatiezaken heeft BTW-INSTITUUT de instelling bijgestaan als gemachtigde. Door Hof Amsterdam is in die zaak beslist dat het verzorgen van de HOVO-cursussen vrijgesteld is op grond van de btw-vrijstelling voor voordrachten e.d. diensten (hierna: de voordrachtenvrijstelling). In de andere cassatiezaak heeft Hof Arnhem-Leeuwarden hetzelfde geoordeeld. De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen deze hofuitspraken beroep ingesteld bij de Hoge Raad. Eind 2022 heeft A-G Ettema de Hoge Raad geadviseerd om dit oordeel te bevestigen. De Hoge Raad heeft dat advies niet opgevolgd. Het begrip ‘voordracht’ moet volgens de Hoge Raad strikt moet worden uitgelegd. Hij is - net als Hof Amsterdam - van oordeel dat een voordracht bestaat in het uitspreken van een tekst voor een publiek. Maar anders dan Hof Amsterdam is de Hoge Raad van oordeel dat als meer wordt gedaan dan dat, bijvoorbeeld het verstrekken van cursusmateriaal of het bieden van gelegenheid tot discussie, geen sprake meer is van een voordracht. Volgens de Hoge Raad is dat zelfs het geval indien deze aanvullende prestatie bijkomend zijn (lees: voor de modale cursusdeelnemer zijn deze aanvullende prestaties geen doel op zich). Omdat in deze zaak vaststaat dat bij HOVO-cursussen wel cursusmateriaal wordt verstrekt, valt daarmee het doek voor de ‘voordrachtenvrijstelling’. Ook de onderwijsvrijstelling of het verlaagde btw-tarief (9%) voor het verlenen van toegang tot lezingen acht de Hoge Raad niet van toepassing op de HOVO-cursussen.
Voor instellingen die HOVO-cursussen aanbieden is de beslissing van de Hoge Raad teleurstellend. Het arrest van de Hoge Raad betekent namelijk dat de HOVO-cursussen belast blijven met 21% btw. Het terugdraaien van de forse prijsverhoging die het gevolg was van het standpunt van de Belastingdienst in 2016 is door dit arrest niet mogelijk. De motivering van de Hoge Raad vinden wij niet overtuigend. Indien het verstrekken van cursusmateriaal een bijkomende prestatie is, dan wordt deze prestatie voor de btw niet gezien (lees: deze prestatie gaat voor de btw op in de hoofdprestatie, de HOVO-cursus). Het oordeel dat een prestatie die voor de modale afnemer zelfstandige betekenis mist (en voor de btw niet wordt gezien) wél tot (rechts)gevolg heeft dat een prestatie buiten de btw-vrijstelling valt (en dus voor de btw van ‘kleur’ verschiet), achten wij onlogisch. Daarnaast maakt de Hoge Raad in zijn arrest slechts duidelijk wat een voordracht is, terwijl de vrijstelling ziet op voordrachten en dergelijke diensten. Wat onder die laatste categorie valt, laat de Hoge Raad in het midden. Het lijkt erop dat de Hoge Raad met deze zeer strikte uitleg van de voordrachtenvrijstelling vooral heeft willen voorkomen dat cursorisch onderwijs dat niet onder de btw-vrijstelling voor onderwijs valt, alsnog btw-vrijgesteld is op grond van de voordrachtenvrijstelling.
Deze website gebruikt cookies. Door gebruik te maken van deze website, geef je aan akkoord te zijn met het gebruik van cookies. Lees meer