Een bewuste en geruste keuze
Onze specialisten zijn op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op het gebied van btw-heffing. Lees hier het laatste nieuws op het gebied van de BTW.
Wanneer een ondernemer te veel of te weinig btw op een aangifte voldoet over een bepaald tijdvak bestaat de mogelijkheid tot het indienen van een suppletieaangifte. In sommige gevallen komt hier belastingrente bij kijken. Een ondernemer ontvangt dan rente of raakt rente verschuldigd over het bedrag van de te weinig of te veel betaalde btw. Naast deze zogeheten belastingrente kennen we ook de invorderingsrente, die wordt geheven als een naheffingsaanslag te laat betaald wordt en vergoed als een betaalde aanslag wordt verminderd. In het kader van de invorderingsrente heeft het Hof van Justitie in 2013 het belangrijke Irimie-arrest gewezen.
In Nederland kunnen gelieerde ondernemers met elkaar één btw-ondernemer vormen: de fiscale eenheid. Voor het vormen van een fiscale eenheid moeten in Nederland gevestigde ondernemers financieel, organisatorisch en economisch verweven zijn. Wanneer sprake is van dergelijke verwevenheden heeft de wetgever niet nader ingevuld. De Hoge Raad heeft daarom eind jaren 80 van de vorige eeuw een invulling gegeven aan die begrippen. Op grond van die invulling geldt voor vennootschappen met een in aandelen verdeeld kapitaal (B.V.’s en NV’s.) dat sprake is van financiële verwevenheid indien de meerderheid van de aandelen en de daaraan verbonden zeggenschap in dezelfde handen is. Een duidelijk en werkbaar criterium.
Op 17 juni 2021 deed het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) uitspraak in de zaak L.Č. IK (C-275/19), die belangrijke inzichten biedt met betrekking tot toepassen van het 0% btw-tarief bij diensten die verband houden met de uitvoer van goederen. Dit arrest verduidelijkt onder welke omstandigheden het 0% btw-tarief mag worden toegepast en legt de nadruk op wie de afnemer (of opdrachtgever) van de diensten moet zijn.
Het is een bekend scenario: een klant staat bij de kassa en is een herbruikbare tas vergeten. Geldt de btw-regeling van het hoofdproduct ook voor de plastic draagtas of is het een afzonderlijke verkoop? Met andere woorden, wordt op de plastic draagtas het 9%-tarief toegepast als je bijvoorbeeld groenten koopt in de supermarkt of moet er 21% btw worden berekend voor de verkoop van de plastic draagtas? Of geldt er, zoals een supermarkteigenaar betoogde, een gemiddeld btw-tarief van 10,5%?
Nu plastic rietjes niet meer mogen worden verkocht, zoeken fabrikanten naar alternatieven zoals eetbare rietjes. Maar wat blijkt? Voor de btw is het ene rietje het andere niet. Recent is er een kennisgroepstandpunt gepubliceerd dat specifiek gaat over eetbare rietjes.
Het financiële verwevenheidsvereiste
Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft op 11 juni jl. uitspraak gedaan in een geschil over het al dan niet voldoen aan het vereiste van financiële verwevenheid binnen een fiscale eenheid voor de btw. Het is niet de eerste en naar alle waarschijnlijkheid ook niet de laatste uitspraak die zal worden gedaan over de invulling van de verwevenheidsvereisten van een fiscale eenheid. In de praktijk zien we regelmatig verwarring ontstaan over hoe de vereisten moeten worden ingevuld, mede doordat de vereisten zijn ingevuld in de rechtspraak en niet zijn gecodificeerd in wetgeving.
In een uitspraak op 27 november 2003 heeft het Europese Hof van Justitie duidelijkheid verschaft over het ‘niet-leveringsbeginsel’ bij de overdracht van een onderneming. De zaak, bekend als Zita Modes, draait om de vraag of het ‘niet-leveringsbeginsel’ ook geldt wanneer de verkrijger niet dezelfde bedrijfsactiviteiten voortzet of niet over een specifieke omgevingsvergunning beschikt voor die activiteiten.
In het Besluit ‘ter beschikking stellen van personeel’ is het beleid van de Staatssecretaris van Financiën te vinden met betrekking tot de btw-gevolgen van het ter beschikking stellen van personeel. Op 14 juni 2024 is het besluit van 5 juli 2022 geactualiseerd en bevat een aantal belangrijke verduidelijkingen die relevant zijn voor organisaties die personeel ter beschikking stellen. In dit nieuwsbericht wordt een aantal belangrijke verduidelijkingen aangestipt.
Bedrijf X levert vanuit Nederland goederen aan B. De goederen worden vanuit Nederland naar Spanje verzonden. Afnemer B is echter niet gevestigd in Spanje, maar buiten de EU. B wil daarom dat het 0%-tarief voor export wordt toegepast . Bedrijf X komt naar ons toe met de vraag: “Hoe zit dit voor de btw, kan het 0%-tarief worden toegepast?”
Vanaf 1 juli 2024 verdwijnt de reguliere inlogmethode bij de Belastingdienst voor het indienen van OSS-aangiften met een wachtwoord en gebruikersnaam. Deze verandering heeft met name gevolgen voor buitenlandse ondernemers die zaken doen in Nederland. Voor hen wordt het noodzakelijk om over te stappen op e-herkenning, een veilige en gestandaardiseerde inlogmethode.
Voor sportieve avonturiers een bucketlist-dingetje en voor sommigen zelfs vaste prik: wadlopen. De oversteektocht van of naar een Waddeneiland is alleen mogelijk bij laagwater en niet geheel zonder risico, want als het water stijgt zal er verder moeten worden gezwommen. Omdat dat niet helemaal de bedoeling is, vindt wadlopen dan ook plaats onder begeleiding van ervaren gidsen. Maar kan deze activiteit worden aangemerkt als een sport of blijft het bij een ervaring?
In een opvallende uitspraak op 2 oktober 2014 heeft het Europese Hof van Justitie (HvJ) duidelijkheid verschaft over de btw-behandeling van goederen die binnen de Europese Unie worden verhandeld. De zaak, bekend als Fonderie C-446/13, draait om de vraag of bewerkingen aan producten in een andere EU-lidstaat voordat deze bij de afnemer worden afgeleverd een andere btw-behandeling vereisen dan wanneer goederen direct naar deze afnemer in een andere lidstaat worden verzonden.
Vanwege beëindiging van agrarische activiteiten komt belanghebbende met de gemeente overeen zijn bedrijfsgebouwen in de toekomst te slopen. Belanghebbende krijgt daarvoor van de gemeente onder andere het recht kavels grond te kopen. Belanghebbende verkoopt daarna die bouwkavels. Hierover is belanghebbende btw verschuldigd.
Sinds 1 januari 2019 zijn er als gevolg van Btw-richtlijn implementatie vernieuwde regels voor de heffing van btw van vouchers in werking getreden, waarin drie instrumenten zijn te onderscheiden, te weten: vouchers, zegels en waardebonnen. De vouchers zijn onderverdeeld in vouchers voor enkelvoudig gebruik en vouchers voor meervoudig gebruik. Vorige week heeft het Europese Hof van Justitie prejudiciële vragen beantwoord in het M-GbR-arrest waarmee het onderscheid tussen vouchers voor enkelvoudig gebruik en vouchers voor meervoudig gebruik wordt verduidelijkt.
In Nederland zijn er diverse instellingen die hoger onderwijs voor ouderen (HOVO) aanbieden. Dit betreft cursorisch academisch onderwijs voor mensen van 50 jaar en ouder. Tot 1 september 2016 werd het verzorgen van deze HOVO-cursussen zonder btw aangeboden. De Belastingdienst heeft het landelijke standpunt ingenomen dat instellingen die HOVO-cursussen aanbieden hierover vanaf 1 september 2016 21% btw moeten betalen. Door dit standpunt hebben de instellingen de prijzen voor HOVO-cursussen aanzienlijk moeten verhogen. Drie instellingen hebben dit standpunt van de Belastingdienst bij de rechter bestreden. In twee van die zaken heeft de Hoge Raad inmiddels een beslissing genomen.
Deze website gebruikt cookies. Door gebruik te maken van deze website, geef je aan akkoord te zijn met het gebruik van cookies. Lees meer