Vandaag heeft het kabinet-Schoof zijn belastingplannen gepubliceerd. Graag nemen wij u mee in de belangrijkste btw- en de overdrachtsbelastingplannen van dit kabinet. Uiteraard geldt voor deze belastingmaatregelen het voorbehoud dat het gaat om voorstellen die pas in werking treden nadat zij door de Tweede en Eerste Kamer zijn goedgekeurd.
Btw-herziening op investeringsdiensten
Op 5 september jl. is een internetconsultatie geopend voor de Eindejaarsregeling 2024. Hierin is ook een uitwerking van de herziening op investeringsdiensten aan onroerende zaken opgenomen. Deze maatregel houdt – kort gezegd – in dat de btw-aftrek op diensten aan onroerende zaken met een duurzaam karakter (lees: een meerjarig nut afwerpen) gedurende vijf jaar wordt gevolgd en, bij een wijziging in het aftrekgerechtigd gebruik, moet worden gecorrigeerd. Op grond van de huidige regels is de btw-aftrek van diensten met betrekking tot onroerende zaken definitief in het boekjaar van ingebruikneming. Het uitstellen van het niet-aftrekgerechtigde gebruik van een verbouwde onroerende zaak kan daarom een aanzienlijk btw-voordeel opleveren.
De voorgestelde herziening op investeringsdiensten moet hieraan een einde maken. In het Belastingplan 2025 is uitsluitend een wettelijke definitie van het begrip ‘investeringsdienst’ opgenomen. De uitwerking van deze herzieningsregeling op investeringsdiensten in de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 is nog voorwerp van internetconsultatie en zal aan het einde van dit jaar worden meegenomen in de Eindejaarsregeling 2024. Het is overigens een wat merkwaardige gang van zaken dat in het Belastingplan 2025 een definitie van een investeringsdienst is opgenomen, terwijl over de herziening op investeringsdiensten met betrekking tot onroerende zaken nog een internetconsultatie loopt, maar dat terzijde.
Naar onze mening is deze voorgestelde definitie van het begrip investeringsdienst te ruim, omdat zij ook werkzaamheden omvat om vastgoed in goede staat te houden, zoals onderhoud en herstel. Bovendien volgt uit het recente Drebers-arrest van het Hof van Justitie dat het per definitie hanteren van een vijfjaarstermijn strijd kan opleveren met het Europese recht. Indien een verbouwingsdienst dermate ingrijpend is dat de economische kenmerken van deze dienst (qua duurzaamheid) in wezen gelijkwaardig zijn aan de aankoop van een nieuwe onroerende zaak, dan dient hierop de tienjaarstermijn voor onroerende zaken toegepast te worden.
Logies en culturele goederen en diensten van 9% naar 21% btw
In het hoofdlijnenakkoord “HOOP, LEF en TROTS” is door de fracties PVV, VVD, NSC en BBB afgesproken om het verlaagde btw-tarief met ingang van 1 januari 2026 af te schaffen voor:
Deze tariefsverhoging moet de schatkist meer dan € 2 miljard opleveren. Voor burgers en (niet-aftrekgerechtigde) bedrijven en instellingen zorgt de tariefsverhoging er naar alle waarschijnlijkheid voor dat deze goederen en diensten fors duurder worden. In het Regeerprogramma van het kabinet Schoof is opgenomen dat schoolbesturen in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs (voor 18- ten behoeve van de basisvaardigheden) worden gecompenseerd voor de btw-verhoging op leermiddelen. In het Belastingplan 2025 is uitvoering gegeven aan deze afspraken in het hoofdlijnenakkoord. Om te voorkomen dat een aanschaf in 2025 voor een goed of dienst in 2026 een tariefsvoordeel oplevert, is opgenomen dat voor het toepasselijke btw-tarief beslissend is wanneer de dienst wordt verricht. Dit betekent dat de verkoop van een ticket voor een concert dat in 2026 plaatsvindt belast is met 21% btw, ook indien de ticket in 2025 wordt verkocht.
Door het kabinet-Schoof is geen impactanalyse uitgevoerd om de effecten van de voorgenomen btw-verhoging in kaart te brengen. Staatssecretaris Idsinga heeft aan de Tweede Kamer duidelijk gemaakt dat die impactanalyse er ook niet gaat komen. Dat is naar onze mening onverstandig. Een onderzoek van ABN AMRO naar de impact van een btw-verhoging in de logiessector laat zien dat de overheid de btw-opbrengsten overschat en geen rekening heeft gehouden met bepaalde (voorzienbare) tegenvallers. Het zou daarom wenselijk zijn dat het kabinet-Schoof, desnoods onder druk van de Tweede Kamer, alsnog besluit tot een impactanalyse. Daarnaast is geen enkele objectieve rechtvaardiging gegeven voor het handhaven van het verlaagde btw-tarief voor kampeerterreinen, bioscopen en dagrecreatie. Deze keuze lijkt louter gebaseerd op populistische overwegingen.
8% overdrachtsbelasting voor beleggerswoningen
In het vorige week gepresenteerde Regeerprogramma van kabinet-Schoof was reeds te lezen dat het algemene overdrachtsbelastingtarief van 10,4% wordt verlaagd naar 8% voor de verkrijging van woningen door beleggers. Het doel van deze maatregel is om het investeren in private huur, middenhuur en vrije huur aantrekkelijker te maken. In het Belastingplan 2025 is aangekondigd het 8%-tarief voor beleggerswoningen per 1 januari 2026 wordt ingevoerd. Deze maatregel staat nog niet in het Belastingplan 2025, maar wordt nog uitgewerkt en zal voor 21 oktober a.s. naar de Tweede Kamer worden gestuurd.
Deze maatregel betekent dat er vanaf 2026 vier overdrachtsbelastingtarieven gaan gelden: het algemene tarief van 10,4%, het nieuwe 8%-tarief voor de verkrijging van woningen door beleggers, het (per 1 januari 2025 geldende) 4%-tarief voor bepaalde vastgoedaandelentransacties en het 2%-tarief voor de verkrijging van – kort gezegd – eigen woningen. En dan geldt ook nog de startersvrijstelling voor de verkrijging van – kort gezegd – een eigen woning door starters.
De introductie van weer een nieuw tarief maakt de overdrachtsbelasting nog complexer dan zij al is, terwijl het naar onze mening maar zeer de vraag is of deze verlaging van de overdrachtsbelasting beleggers over de streep zal trekken om te gaan investeren in Nederlandse woningen. Het aanbod van woningen is krap, de prijzen zijn (daardoor) hoog, terwijl beleggers ook te maken met regulering die huurprijzen maximeert en het moeilijk maakt om afscheid te nemen van slechte huurders. Voor het aantrekkelijk maken van de woningmarkt voor beleggers is het naar onze mening verstandiger om niet alleen aan een tariefsknop te draaien, maar om te kiezen voor een bredere en vooral bestendige aanpak van onwenselijke belemmeringen op de Nederlandse woningmarkt.
Overige maatregelen
In de Fiscale Verzamelwet 2025 is voorgesteld dat een sleuteloverdracht voorafgaand aan de juridische verkrijging niet beschouwd als een belast(bar)e economische verkrijging van de onroerende zaak. Daarnaast is voorgesteld om de startersvrijstelling voor woningen te verruimen tot de verkrijging van de economische eigendom. Verder is voorgesteld om de vrijstelling voor het ‘terugverkrijgen’ van woningen bij een ‘verkoop onder voorwaarden’ (VoV) te verruimen zodat niet alleen de woningen zelf maar ook de aanhorigheden bij deze woningen hieronder vallen. In het Belastingplan 2025 is voorts de reikwijdte van de kavelruilvrijstelling voor de overdrachtsbelasting beperkt door – kort gezegd – woningen en andere opstallen die niet voor agrarische doeleinden worden gebruikt uit te sluiten.
We use cookies to improve your experience. Read more