02-11-2023

Pauzedrankjes in het theater: een wijntje met 9% btw

Inleiding
Een drietal theaters is in hoger beroep gegaan omdat zij het niet eens waren met het standpunt van de Belastingdienst dat zij het verlaagde btw-tarief niet mochten toepassen op het verstrekken van alcoholische pauzedrankjes. De verkoop van alcoholhoudende dranken is normaliter belast tegen het reguliere btw-tarief van 21%. De theaters vonden echter dat het verlaagde tarief van toepassing moet zijn omdat het pauzedrankje bijkomend is aan de theatervoorstelling.

Casus
De theaters verkopen toegangskaartjes voor voorstellingen en concerten. Deze toegangskaartjes geven naast toegang tot het theater ook recht op het gebruik van de bewaakte garderobe, een pauzedrankje en omvat de administratiekosten.

De Belastingdienst was van mening dat er 21% btw verschuldigd is over de alcoholhoudende pauzedrankjes. Zij is van mening dat het verstrekken van (alcoholische) pauzedrankjes een zelfstandig te onderscheiden prestatie is. Bovendien is de verstrekking van alcoholische dranken expliciet van het verlaagde tarief uitgezonderd in Tabel 1 post b.12 van de Wet op de omzetbelasting 1968.

De theaters stellen dat het pauzedrankje geen doel op zich vormt, maar waarde en genot toevoegt aan de hoofdprestatie, om de hoofdprestatie zo optimaal en aantrekkelijk mogelijk te maken. Een splitsing tussen het theaterbezoek en het pauzedrankje is volgens hen kunstmatig. De theaters brengen één entreeprijs in rekening zodat een bezoek aantrekkelijker wordt. Hiermee onderstrepen zij de bijkomende functie van het pauzedrankje.

Het oordeel van het Hof
Hof ’s Hertogenbosch oordeelt dat het pauzedrankje vanuit het perspectief van de gemiddelde bezoeker van het theater een afzonderlijk belang heeft ten opzichte van de voorstelling of het concert. Een splitsing tussen het drankje en de voorstelling of het concert is niet kunstmatig en daarom kan er objectief gezien geen sprake zijn van één ondeelbare prestatie.

Het Hof acht het pauzedrankje een bijkomende prestatie die het fiscale lot van de hoofdprestatie deelt. Voor de modale consument is het pauzedrankje geen doel op zich. Er moet worden uitgegaan van één enkele prestatie, bestaande uit meerdere elementen, die moet worden belast tegen het tarief van het hoofdelement.

Het Hof vindt dat Tabel 1 post b.12 van de Wet op de omzetbelasting 1968 niet van toepassing is omdat de bepaling ziet op hotel-, café-, restaurant-, pension- of aanverwante bedrijven en niet op theaters omdat het dienstenaspect amper aanwezig is.

Conclusie
Naar aanleiding van het oordeel van het Hof kunnen theaters voortaan alcoholhoudende pauzedrankjes aanbieden tegen het verlaagde btw-tarief. Hier zitten wel haken en ogen aan. Er mag dan namelijk geen keuze aan de bezoekers worden gegeven om al dan niet een pauzedrankje te genieten en het theater mag niet voor breder publiek geopend zijn. Dat zou namelijk een caféfunctie oproepen en dan moet worden teruggevallen op de reguliere regels. Of de Belastingdienst zich neerlegt bij dit oordeel van het Hof zal de toekomst uitwijzen. Er bestaat namelijk nog een mogelijkheid tot cassatie.

Hier kunt u de uitspraak nalezen. Benieuwd of deze rechtspraak uw onderneming mogelijk raakt? Neem dan gerust contact met ons op.

Share this article:

Overview

This website uses cookies

We use cookies to improve your experience. Read more

Close