Wanneer een ondernemer te veel of te weinig btw op een aangifte voldoet over een bepaald tijdvak bestaat de mogelijkheid tot het indienen van een suppletieaangifte. In sommige gevallen komt hier belastingrente bij kijken. Een ondernemer ontvangt dan rente of raakt rente verschuldigd over het bedrag van de te weinig of te veel betaalde btw. Naast deze zogeheten belastingrente kennen we ook de invorderingsrente, die wordt geheven als een naheffingsaanslag te laat betaald wordt en vergoed als een betaalde aanslag wordt verminderd. In het kader van de invorderingsrente heeft het Hof van Justitie in 2013 het belangrijke Irimie-arrest gewezen.
Het Irimie-arrest
In de Irimie-zaak stond Mariana Irimie tegenover de Roemeense belastingautoriteiten in een geschil over de aanschaf van een in Duitsland geregistreerde auto. Bij registratie van de auto in Roemenië raakte mevrouw Irimie volgens het Roemeense recht milieubelasting verschuldigd. Deze nationale regeling was in strijd met het Unierecht. De Roemeense rechter oordeelde dan ook dat mevrouw Irimie recht had op terugbetaling van de belasting.
Mevrouw Irimie had ook verzocht om betaling van wettelijke rente over de milieubelasting vanaf de datum van betaling van deze belasting. Op grond van het nationale recht kwam de Roemeense rechter tot de conclusie dat hij dit verzoek niet kon toewijzen. Uit de nationale rechtspraak volgde namelijk dat de rente over uit overheidsmiddelen terug te betalen bedragen slechts wordt toegekend vanaf de dag die volgt op die waarop om terugbetaling is verzocht.
De Roemeense rechter stelde in het kader van dit verzoek een prejudiciële vraag aan het Europese Hof:
Staat het Unierecht in de weg aan een nationale regeling volgens welke de rente die bij de terugbetaling van in strijd met het Unierecht geïnde belasting wordt toegekend, slechts loopt vanaf de dag die volgt op de dag waarop om terugbetaling van de belasting is verzocht?
Mevrouw Irimie en de Europese Commissie vonden dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Roemeense, Spaanse en Portugese regering waren een tegengestelde mening toegedaan.
Uit het oordeel van het Hof van Justitie van de EU in deze zaak maken we op dat lidstaten op grond van vaste rechtspraak verplicht zijn om belastingen die in strijd met het Unierecht zijn geheven terug te betalen. Daarnaast volgt uit de rechtspraak dat er naast recht op terugbetaling van de ten onrechte geïnde belasting, ook recht is op terugbetaling van de aan de betaalde of ingehouden bedragen die rechtstreeks met die belasting verband houden. Dit omvat mede de verliezen die het gevolg zijn van het feit dat geldsommen wegens de voortijdige verschuldigdheid van de belasting niet beschikbaar zijn.
Uit het Unierecht vloeit dus het beginsel voort dat lidstaten verplicht zijn om in strijd met het Unierecht geheven belastingen terug te betalen. Bij het ontbreken van een uniforme regeling komt het aan de lidstaten zelf toe om een voorwaarden vast te stellen waaronder de rente moet worden betaald. De voorwaarden moeten het gelijkwaardigheids- en het doeltreffendheidsbeginsel eerbiedigen. Dit houdt in dat de voorwaarden niet ongunstiger mogen zijn dan die welke voor soortgelijke vorderingen op grond van het nationale recht gelden en ook niet van die aard mogen zijn dat zij de uitoefening van de door het Unierecht verleende rechten in de praktijk onmogelijk of uiterst moeilijk maken.
Op grond van het doeltreffendheidsbeginsel moet een belastingplichtige een passende vergoeding voor het verlies dat hij als gevolg van de onverschuldigde betaling van belasting heeft geleden worden toegezegd. In de zaak van mevrouw Irimie betekent dit dat de Roemeense nationale regeling volgens welke de rente die bij terugbetaling van in strijd met het Unierecht geheven belasting wordt toegekend, slechts loopt vanaf de dag die volgt op de dag waarop om terugbetaling is verzocht, in strijd is met het Unierecht.
Gevolgen op nationaal niveau
Om het nationale recht in overeenstemming met het Irimie-arrest te brengen is artikel 28c van de Invorderingswet 1990 per 1 januari 2015 opgenomen in de Nederlandse wetgeving. Op grond van dit artikel kan een belastingplichtige een verzoek tot teruggave doen wanneer er belasting in strijd met het EU-recht is geheven. Deze invorderingsrente, ook wel Irimierente genoemd, moet op grond van dit artikel worden berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag na die waarop de belasting is betaald, voldaan of afgedragen en eindigt op de dag voorafgaand aan die van de terugbetaling.
Relevantie
Het oordeel van het Hof in het Irimie-arrest is een gevolg van de verplichting die lidstaten hebben om het nationale recht in overeenstemming te brengen met het Unierecht. Begin dit jaar kwam het Hof in het Gemeente Dinkelland-arrest tot het oordeel dat er geen sprake is van strijdigheid met het Unierecht zoals in de Irimie-zaak wanneer een belastingplichtige rente terugvraagt als gevolg van de vaststelling dat de belastingplichtige wegens fouten in zijn boekhouding het recht op aftrek van voorbelasting niet volledig heeft uitgeoefend en als gevolg daarvan de berekeningsmodaliteiten van de aftrekbare btw wijzigt. De belastingplichtige had wel recht op teruggaaf van belastingrente.
Dit arrest laat ons zien dat de invorderingsrente niet in alle gevallen teruggevraagd kan worden. Als een ondernemer zelf administratieve fouten heeft gemaakt, moet hij niet rekenen op een vergoeding van Irimierente wanneer de fouten worden gecorrigeerd.
Een correctie in uw btw-aangifte kan door uzelf of door de fiscus worden geïnitieerd. Heeft u vragen over het terugvragen van belastingrente en invorderingsrente? Neem dan contact op met onze specialisten, zij helpen u graag verder.
We use cookies to improve your experience. Read more