Op Prinsjesdag 2024 werd het voorstel om een btw-herzieningsregeling voor investeringsdiensten aan onroerende zaken voor een bedrag van minimaal €30.000 in te voeren door het kabinet kenbaar gemaakt. In ons nieuwsbericht van 1 oktober jl. zijn we ingegaan op het beoogde doel van de regeling en hoe de regeling in verhouding staat tot het Drebersarrest van het Hof van Justitie EU. Inmiddels is er een Nota naar aanleiding van het verslag Belastingplan 2025 verschenen waarin het kabinet ingaat op de gevolgen van het Drebersarrest voor de voorgestelde regeling.
Drebersarrest
Zoals we in het vorige nieuwsbericht aangaven maakt het Drebersarrest duidelijk dat het steeds hanteren van een herzieningstermijn van vijf jaren voor investeringsdiensten aan onroerende zaken niet toegestaan is. Het Hof erkent in het Drebersarrest dat grootschalige renovatiewerkzaamheden economische kenmerken kunnen hebben die vergelijkbaar zijn met onroerende investeringsgoederen, met name wat betreft hun lange levensduur. Het is daarom in het licht van de fiscale neutraliteit niet toegestaan om dergelijke diensten anders te behandelen dan onroerende investeringsgoederen.
Het Hof geeft aan dat ondernemers zich voor de nationale rechter mogen beroepen op de verlengde herzieningsperiode voor onroerende investeringsgoederen wanneer de lidstaat op grond van een nationale regeling geweigerd heeft de verlengde herzieningsperiode toe te passen. Voor investeringsdiensten met betrekking tot onroerende zaken, zoals verbouwingen, waarvan de economische kenmerken in wezen gelijkwaardig zijn aan de aankoop van een onroerende zaak is de Nederlandse wetgever dus verplicht om de verlengde herzieningstermijn voor onroerende zaken te hanteren van – kort gezegd – 10 jaar.
Reactie kabinet
In de Nota naar aanleiding van het verslag Belastingplan 2025 geeft de Staatssecretaris van Financiën namens het kabinet aan dat het Drebersarrest vooralsnog geen directe aanleiding geeft om de in het Belastingplan 2025 opgenomen definitie te wijzigen. Deze definitie houdt in de ogen van het kabinet nog steeds Europeesrechtelijk stand en de staatssecretaris geeft aan dat alleen de rechter hierover definitief uitsluitsel zal kunnen geven. Wel zal de uitspraak in het Drebersarrest leiden tot een verduidelijking in de bijbehorende lagere regelgeving.
Het kabinet geeft aan niet voornemens te zijn om de herzieningstermijn van vijf jaren naar 10 jaren te verlengen. Belastingplichtigen kunnen in de situatie waarin op grond van het Drebersarrest de verlengde herzieningstermijn van toepassing is hierop een (direct) beroep doen bij de inspecteur, aldus de staatssecretaris. Hiermee wordt beoogd een aanvullende administratieve last te voorkomen.
Kritiek op deze reactie
BTW-INSTITUUT heeft, evenals andere partijen, gereageerd op de ter internetconsultatie aangeboden uitwerking van de herziening op investeringsdiensten in de Eindejaarsregeling 2024 en daarbij de aanbeveling gedaan om nog eens kritisch naar de herzieningsregeling te kijken.
Naar onze mening is de wettelijke definitie van het begrip ‘investeringsdienst’ ruimer dan het Europese recht toestaat en is het ons niet duidelijk waarom het kabinet kiest voor het lage drempelbedrag van € 30.000. Wij vinden het voorts opvallend dat het kabinet ervoor kiest om bij de herzieningstermijn voor investeringsdiensten geen rekening te houden met het Drebersarrest. De reden hiervoor wordt gevonden in de administratieve lastenverlichting. Naar onze mening is dit geen goed argument om wetgeving in te voeren waarvan op voorhand al duidelijk is dat zij niet richtlijnconform is.
De verdere uitwerking van de maatregel en andere verduidelijkingen zullen plaatsvinden in een aanpassing van de Eindejaarsregeling 2024. Wij blijven deze wetgeving kritisch volgen.
We use cookies to improve your experience. Read more